Vandaag verscheen het KB van 6 februari 2024, dat de patiëntenrechtenwet (PRW) van 2002 moderniseert, in Het Staatsblad. De regering had de wijziging al op 19 september 2023 goedgekeurd. Voor sommigen was de update dringend nodig, maar elders stuitte hij op felle kritiek.

Zo bezorgde de Nationale Raad van de Orde zowat een jaar geleden nog een waslijst van corrigerende adviezen aan  minister van Volksgezondheid Frank Vandenbroucke. Daarbij onder meer de vraag om het begrip 'persoonlijke notities'  uit de PRW te schrappen. Wat ook gebeurde.

Onlangs nog kwam de oppostie met een pak opmerkingen aanzetten. Frieda Gijbels (N-VA) wees op het grote amalgaam van organen in dit wetsontwerp: de Toezichtcommissie, de Federale commissie Rechten van de patiënt, de Federale Ombudsdienst Rechten van de patiënt, de lokale ombudsfuncties en de Orde. "Hoe zal de patiënt weten tot welk orgaan hij zich moet wenden?", vroeg ze zich af.

Ze wou ook dat de nomenclatuur voldoende ruimte voorziet voor de arts die volgens de PRW voldoende tijd moet nemen voor uitleg aan de patiënt over de ziektetoestand en de behandeling. En ze had onder meer opmerkingen over het portfolio van de arts: "Bepaalde bekwaamheden zoals zich toeleggen op patiënten met bijzondere noden worden niet als bijzondere beroepstitel erkend. Dat vergt de nodige ruimte wanneer het gaat over de raming van de financiële kost van een behandeling omdat de kost niet altijd juist ingeschat kan worden."

Minister Vandenbroucke trad haar op dat vlak bij en verwees naar de kwaliteitswet in dat verband.

Catherine Fonck (Les Engagés) riep onder meer op om de rechten van zieke kinderen (minderjarigen) op te nemen in deze wet.