Geen spoedgevallendienst meer voor UZ's. Vanaf 65 nog een minimumaantal patiënten om als arts erkend te blijven. Een deel van een AZ wordt mobiel (bv. een container). Op het Internet kan iedereen zien hoeveel expertise een specialist heeft. En een gemixte financiering voor de arts. Zo moet onze zorg er in 2030 uitzien.
Het document dat onze zorg moet schoeien op een nieuwe leest tegen 2030 werd onlangs voorgesteld op een symposium over de toekomst van de gezondheidszorg. Het is het resultaat van een denkoefening die al startte in september vorig jaar met als resultaat een waslijst van ideeën, gegoten in een einddocument begin juni. Motor hierachter is het UZ Brussel en de VUB, de alma mater van minister De Block.
Het document bevat - naast enkele klassieke verzuchtingen zoals de vraag naar een geïntegreerde gezondheidszorg - best enkele opzienbarende suggesties. We lichten er enkele uit.
- Geen spoedgevallendienst meer voor universitaire ziekenhuizen, enkel de algemene ziekenhuizen hebben die. De triage gebeurt door huisartsen bij de algemene ziekenhuizen. Een spoedgevallendienst is geen criterium meer om erkend te worden. De spoedgevallenvoertuigen staan in rechtstreeks digitaal contact met de ziekenhuizen.
- Artsen moeten vanaf de leeftijd van 65 jaar een minimum aantal patiënten volgen om nog een erkenning te krijgen. Het gebruik van het globaal zorgdossier is een verplichting.
- De zorgafstand tussen universitaire en algemene ziekenhuizen wordt groter. UZ's specialiseren zich verder in tertiaire zorg en expertise en speerpunten en de secundaire basiszorg verschuift helemaal naar de AZ's. UZ's worden worden torens van technologie waar de patiënt zeer kort verblijft. Hun beddenhuizen bevinden zich zeer dicht bij de patiënt in lokale ziekenhuizen. Dure hoogtechnologische apparatuur draait enkel in de UZ's op basis van aantoonbare expertise. De UZ's worden daardoor kleiner. De AZ's sluiten daardoor meer aan bij de thuiszorg.
- Soms kan een deel van een AZ ook mobiel zijn, bijv. onder de vorm van een container die in een wijk of bij een patiënt wordt gezet.
- Duidelijk door de overheid geaccrediteerde websites (evidence-based) en apps helpen en stimuleren burgers tot zelf-management bij kleine kwalen.
- Op het Web is de expertise van de zorgorganisaties en specialisten in kaart gebracht (het gaat niet om routine-ingrepen). Op basis van criteria die de overheid vastlegt (bijv. een minimaal aantal ingrepen) kan iedereen zien hoeveel expertise de zorgorganisatie en specialist heeft. De criteria zijn gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek.
- Diverse financieringsmechanismen beogen meer samenwerking tussen zorgverleners. Een mix van deze verschillende systemen zal hoogstwaarschijnlijk de oplossing zijn:
- Terugbetaling voor zorgverleners voor de gemaakte onkosten
- Bedrag voor zorgverleners voor uitoefeningen beroep (bv. voor GMD voor huisarts)
- Bedrag voor care coördination (bv. hartchirurg die zijn patiënt na operatie opvolgt in de thuisomgeving via telemonitoring)
- Betaling per prestatie = zuivere honoraria voor zorgverleners
- Betaling voor geleverde kwaliteit
- Telegeneeskunde = prestatie
- De financiële dynamiek van het vernieuwde gezondheidszorgsysteem focust op het gezond houden van de bevolking.
- Zorgverstrekkers worden ook vergoed voor preventieve acts, ook als die digitaal zijn.
- Alle zorgverstrekkers krijgen een basissalaris waaraan een soort ‘dividend’ wordt toegevoegd naarmate de bevolking in de zone gemiddeld gezonder wordt. Het basissalaris bestaat (cfr. het Capuccinomodel van Schrijvers, 2014) uit een algemene vergoeding in functie van de kenmerken van de populatie waarvoor men verantwoordelijk is, uit een betaling per prestatie en uit een “innovatietarief”.
Dat het document net nu het licht ziet, hoeft niet te verbazen. Deze legislatuur loopt immers op haar laatste benen en het komt erop aan om de lijnen uit te zetten voor de volgende.
Ideeën die u aanspreken of net shockeren? Laat het ons weten!
Laatste reacties
Jan STROOBANTS
25 juni 2018Een plethora aan allerhande denktanken, taskforces, spindokters, belangengroepen en (vaak would be-) experten in de niet planbare zorg, brengt met de regelmaat van de klok nieuwe visieteksten en prognoses in de media over het gezondheidslandschap van de toekomt. Ieder beoordeelt zichzelf dan vaak nog als het meest waardevol omwille van de autoclaim op het meest visionaire karakter van zijn eigen inzichten of dromen.
Neem daarbij nog de steeds wisselende politieke klemtonen in ons land, en de basis is gelegd voor stilstand dan wel chaos.
11 miljoen Belgen, 11 miljoen meningen.
De aangekondigde hervormingen van Minister De Block waarin de universitaire ziekenhuizen met hun spoedgevallendiensten een prominente rol krijgen zijn nog niet praktisch in de startblokken geplaatst, of er duiken al nieuwe teksten op waarin deze universitaire ziekenhuizen helemaal geen spoedgevallendienst meer zouden hebben.
Huisartsen zijn recent niet ingegaan op de uitnodiging om mee op de spoedgevallendienst te komen werken, en men verwacht dat ze binnen een goede 10 jaar de triage zouden doen op dezelfde spoedgevallendiensten. Waar zullen ze het geleerd hebben en is het dat wel wat ze willen?
Misschien is het beter om even achterover te leunen en ons te bezinnen over wat patiënten zelf echt wensen. Misschien is het ook beter om met enig gevoel voor realisme te kijken naar de evolutie van het verwijspatroon naar spoedgevallendiensten, dat ondanks talrijke ingrepen, constructies en verklaringen van belanghebbenden om het tij te doen keren, blijkbaar een tamelijke rechtlijnige trend aangeeft over hoe de bevolking zelf het antwoord ziet op zijn nood aan niet planbare zorg. Een patiënt laat zich door niets of niemand afschrikken in zijn zoektocht naar datgene wat volgens hem het beste is voor zijn eigen gezondheid. Dat is niet het gevolg van een visionair gedachtegoed, maar het gevolg van een overlevingsinstinct.
Johan BELLEMANS
22 juni 2018De UZs hun spoedgevallen sluiten ?? Keep on dreaming dat ze dat zullen laten gebeuren.
Paul SERGEANT
22 juni 2018Wereldwijd maar ook in Belgie gebeurt bijna geen Patient Reported Outcome Monitoring, daardoor is er geen gestructureerde kwaliteitscontrole.
Dan moeten we de variabiliteit van de patiënten kunnen corrigeren om besluiten te maken. Het kenniscentrum gebruikt risk adjustment zonder de kwaliteit ervan te publiceren, natuurlijk want ze hebven geen rijke variabelen. Het kan ook niet.
Ook de universitaire ziekenhuizen doen het niet behalve enkele experten en in zekere zin de kankermonitoring.
Laten we eerst echt kwaliteit monitoren op een wetenschappelijke en niet populistische basis voor we identificeren waar kwaliteit geleverd wordt.