“Tarief- of supplementenafspraken: BMA blijft aandachtig”

Het terrein van de Belgische Mededingingsautoriteit (BMA) mag dan al wat ingeperkt zijn door een recente uitzonderingswet die ziekenhuisfusies schrapt van de voorafgaande controle, het betekent niet dat de actieradius van de BMA op artsen- of ziekenhuizeninzake mededinging, nu plots wegvalt. Dat legt Diego Fornaciari deskundig uit op het symposium van de Orde West-Vlaanderen op 20 april aanstaande.

Op zaterdag 20 april organiseert de Orde West-Vlaanderen opnieuw haar jaarlijks symposium Capita Selecta. Dat symposium kan steeds op een ruime belangstelling rekenen. Ook dit jaar zit het programma weer uitstekend in elkaar. Om maar enkele blikvangers te noemen: Jo Decock, medicomutvoorzitter en voorzitter van de Nationale Paritaire Commissie Artsen Ziekenhuizen (Riziv) zal het hebben over de nomenclatuurhervorming; raadsvoorzitter dr. Lieven Wostyn verricht een ‘autopsie’ op het welbekende Model llIC; en de vernieuwde patiëntenrechtenwet wordt getoetst aan de medische deontologie door Tom Goffin (hoofddocent Gezondheidsrecht UGent). 

Maar het is advocaat Diego Fornaciari die de spits afbijt met een presentatie over de impact van het mededingingsrecht op artsen. Meester Fornaciari staat al lang bekend als expert gezondheidsrecht. Hij richtte een vijftal jaren geleden een advocatenkantoor op dat zich hierin specialiseert, met de focus op de overlap tussen gezondheidsrecht enerzijds en economisch recht anderzijds.

“Drempel van 900 miljoen niet onrealistisch”

De BMA was recent heel actief inzake de problematiek van de concentratiecontrole van de ziekenhuizen. Eerst werden de ziekenhuisnetwerken geviseerd, maar na enig tegengas vanuit de sector kwam daarvoor een uitzonderingswet tot stand. Deze vrijstelling was evenwel niet van toepassing op ziekenhuisfusies. “Recente fusies moesten daarom voorafgaandelijk aangemeld worden bij de BMA. Binnenkort komt er weer een wetsaanpassing die de uitzonderingen zal verruimen, waardoor na de netwerken de ‘kleinere’ ziekenhuizen die fuseren nog onder de vrijstelling zullen vallen. Alleen de grotere ziekenhuizen met een gemeenschappelijke omzet van meer dan 900 miljoen moeten zich vooraf aanmelden bij de BMA.”

Vooral de Antwerpse ziekenhuizen vallen binnen de scope op dit moment, waarbij die instellingen zich al afvroegen of ze geviseerd werden. Maar volgens meester Fornaciari is het niet uitgesloten dat ook in de toekomst andere fusies binnen de scope zullen vallen: “Men kijkt vooral naar de toekomst. Op dit moment is er een concentratiegolf aan de gang. Velen zullen niet aan die drempel komen. Maar stel dat we later nog verder gaan concentreren, dan wordt die drempel van 900 miljoen niet meer onrealistisch en kunnen ook andere fusie-operaties eronder vallen.”

Misbruik machtspositie

“En zelfs als de concentratiecontrole van de BMA voor een stuk wegvalt, dan blijft diezelfde BMA ervoor bevoegd om achteraf nog controles te verrichten. Er bestaan nog bepalingen in het mededingingsrecht die mededingingsbeperkende afspraken of misbruik van een machtspositie verbieden. Op dat vlak is de BMA dus bevoegd om nog controles uit te voeren achteraf, als een samenwerking al gerealiseerd is. Zowel de ziekenhuizen als de artsen moeten daar aandacht voor blijven hebben in hun werkcontext en de afspraken die ze maken.”

“Het gaat dan vooral om afspraken die de mededinging aan banden leggen. We merken dat de BMA aandacht schenkt aan bepaalde afsprakentypes, bijvoorbeeld over tarieven of ereloonsupplementen die worden aangerekend. Verregaande akkoorden in een bepaalde regio tussen grote associaties kunnen zo dus in het BMA-vizier komen.”

Exclusiviteitsbedingen

Daarnaast zijn er de zogenaamde exclusiviteits- en niet-concurrentiebedingen die opgenomen zijn in de rechtsverhouding tussen ziekenhuizen en artsen, of in bepaalde associatiecontracten. Als nog een ander voorbeeld uit het mededingingsrecht schuift Diego Fornaciari de zogenaamde “no-poach”-agreements naar voren. Overeenkomsten zijn dat die vastleggen dat je geen personeel van elkaar ‘afwerft’. Dat soort type-overeenkomsten wordt als een rode vlag beschouwd binnen het mededingingsrecht. “De BMA kijkt nu met veel interesse en een kritische blik toe op de verschillende samenwerkingen die afgesloten worden in de sector, wat aanleiding kan geven  tot verder onderzoek”, waarschuwt de expert.

De ‘dynamiek’ in de sector maakt het voor artsen ook niet altijd makkelijk om zich te oriënteren en op te stellen, in het bijzonder in de context van fusiegolven die artsen stimuleert  om met elkaar te gaan samenwerken. “Dat is de uitdaging voor de sector, zowel voor de ziekenhuizen als de artsen. Zeker omdat de huidige ziekenhuisnetwerk-wetgeving verplicht tot samenwerken. Dat dit positieve effecten kan hebben, staat buiten kijf. Maar het is wel een uitdaging."

“Om dat tot een succesverhaal te kunnen maken”, besluit meester Fornaciari, “moet de overheid het financieringsluik aanpakken, een vraag die al geruime tijd leeft op het terrein. Als ziekenhuizen niet weten wat de impact zal zijn op de financiering als ze met elkaar afspraken maken, is het veel moeilijker om zaken te realiseren. Dat blijft een heuse hinderpaal om de ziekenhuisnetwerken tot een succes te maken.”

Meer info over het programma en inschrijvingen vindt u hier.

 

U wil op dit artikel reageren ?

Toegang tot alle functionaliteiten is gereserveerd voor professionele zorgverleners.

Indien u een professionele zorgverlener bent, dient u zich aan te melden of u gratis te registreren om volledige toegang te krijgen tot deze inhoud.
Bent u journalist of wenst u ons te informeren, schrijf ons dan op redactie@rmnet.be.