Een hervorming van het Belgische pensioenstelsel om aan de problematiek van zware beroepen tegemoet te komen, kan op een vrij eenvoudige en budgetvriendelijke manier, zo blijkt uit onderzoek van de universiteiten van Namen en Louvain-la-Neuve, met steun van denktank Itinera. Door de hoogste pensioenen iets af te romen, kunnen laaggeschoolden met een zwaar beroep enkele jaren vroeger stoppen zonder pensioenverlies.
"Als de hoogste pensioenen (een gemiddeld maandloon van 6.946 euro, red.) 4,7 procent inleveren, betekent dit tot drie jaar minder lang werken voor de lagere inkomens. Zo kan je zware beroepen een kortere carrière gunnen zonder pensioenverlies", zegt professor Jean Hindriks van de UCL.
Vanaf 2025 bedraagt de wettelijke pensioenleeftijd 66 jaar en vanaf 2030 67 jaar. De bedoeling bij deze hervorming was om een uitzondering in te voeren voor mensen met zware beroepen, maar die is er nooit gekomen. Om nu de wettelijke pensioenleeftijd voor iedereen te verlagen, vinden de onderzoekers een brug te ver want we worden ook alsmaar ouder.
De onderzoekers vertrokken van de idee om mensen aan te moedigen langer te werken, zonder degenen die dat niet kunnen te straffen, terwijl het aantal langdurig zieken in ons land voortdurend toeneemt. Ze vinden het verlagen van pensioenen voor mensen die de arbeidsmarkt vroegtijdig verlaten oneerlijk, want dit treft vaak werknemers met lage inkomens. Maar ook het belonen met een pensioenbonus van zij die kunnen doorwerken tot hun pensioenleeftijd is volgens de onderzoekers niet eerlijk, want niet iedereen is hiertoe in staat. "Bovendien zijn de laaggeschoolde mensen die de arbeidsmarkt vroeg verlaten hun carrière eerder begonnen, minder welvarend en hebben ze een slechtere gezondheid en een kortere levensverwachting", klinkt het.
Ze stellen een tweeledige correctie voor: degenen die hun carrière eerder zijn begonnen eerder met pensioen laten gaan, en degenen in zware beroepen een kortere carrière gunnen. Daarbij wordt ervan uitgegaan dat zware beroepen vaker voorkomen in laaggeschoolde en dus laagbetaalde functies. Het referentiescenario in de studie laat zien dat een pensioenverlies van ongeveer 1 procent voor categorie 4 (maandloon van 4.258 euro) en 4,7 procent voor categorie 5 (maandloon van 6.946 euro), een vervroegde uittreding van één tot drie jaar betekent voor categorie 3, 2 en 1 (maandlonen tussen 3.547 euro en 2.280 euro). "Zo kan je zware beroepen een kortere carrière gunnen zonder pensioenverlies. Als kers op de taart is het een 'zelfvoorzienend' systeem", stellen de onderzoekers.
Men stelt voor een vast budget toe te wijzen voor de financiering van zware beroepen dat afneemt met het loonkwintiel. De sociale partners kunnen dan beslissen hoe dat budget per loonkwintiel moet worden verdeeld.