Meester Filip Dewallens heeft twee fundamentele bezwaren tegen de huidige regeling om de honoraria te herverdelen bij gestandaardiseerde laagvariabele zorg.
"De wet van 19 juli 2018 op de laagvariabele zorg bepaalt, anders dan bij de klassieke terugbetaling per prestatie, dat er een forfaitair honorarium zal toegekend worden voor bepaalde pathologiegroepen. Volgens de eerste wetsontwerpen veronderstelde dit dat de artsen onderling afspraken moesten maken over de herverdeling van dat geglobaliseerde forfait. Dat bleek al snel geen goed idee. Om de voorspelde disciplineoorlogen en andere stammentwisten te vermijden, zegt de wet daarom nu dat het Riziv de onderdelen van het forfait per arts zelf zal bepalen."
"Nochtans zijn er aberraties omdat het Riziv alle prestaties selecteert van artsen die landelijk betrokken zijn geweest bij de behandeling van een bepaalde pathologie. Zo wordt, klassiek voorbeeld, maar er zijn er vele, een carpaal tunnel in 3% van de gevallen uitgevoerd door een plastisch chirurg. Het gevolg daarvan is dat 3% van het forfait voorzien is voor de vergoeding van de plastisch chirurg, ook wanneer bijvoorbeeld een orthopedist de ingreep uitgevoerd heeft."
"De gangbare stelling is nu dat die aberratie op ziekenhuisniveau opgeheven mag worden door het onderdeel van de plastisch chirurg af te nemen en over te dragen aan de orthopedist. Daarvoor zou een wijziging van de financiële regeling van het ziekenhuis volstaan. De wettelijke grondslag voor deze operatie zou te vinden zijn in artikel 7, vierde lid van de wet. Daar staat immers dat het forfaitair honorarium aan de artsen overgemaakt wordt volgens de Riziv-verdeling en onverminderd de toepassing van artikel 144 Ziekenhuiswet. Aangezien de financiële regeling vastgesteld wordt overeenkomstig artikel 144 Ziekenhuiswet was de redenering snel gemaakt. Ik vrees dat men dwaalt…"
"Er staat helemaal niet dat de financiële regeling kan toestaan dat het geglobaliseerd forfait herverdeeld wordt. De memorie van toelichting bij artikel 7 van de wet bepaalt integendeel dat de toekenning van de onderdelen van het forfaitair honorarium moet gebeuren met behoud van de bestaande algemene en financiële regelingen van de ziekenhuizen. Het ziekenhuisbestuur zou op verzwaard advies van de medische raad natuurlijk wel kunnen proberen om de financiële regeling aan te passen en tot herverdeling over te gaan. Of die wijziging dan afdwingbaar is van de (gedupeerde) artsen is verre van zeker en zal tot betwistingen leiden."
"Maar dan rijst nog een tweede juridisch probleem. De financiële regeling in het ziekenhuis veronderstelt dat verplicht gekozen wordt voor de limitatieve vergoedingsstelsels die in artikel 146 Ziekenhuiswet opgesomd staan. Daardoor kunnen ziekenhuisartsen wettelijk slechts op vijf manieren vergoed worden:
(1) per prestatie,
(2) op basis van de verdeling van een pool van vergoedingen per prestatie die voor het gehele ziekenhuis of per dienst wordt gevormd,
(3) door een contractueel of statutair bepaald percentage van de vergoeding per prestatie of van een pool van vergoedingen per prestatie,
(4) bij wedde of
(5) door een vaste vergoeding die desgevallend vermeerderd kan worden met een aandeel in de pool der vergoedingen per prestatie."
"Afstand van honoraria is dus wel mogelijk onder (2), (3), (4) en (5), maar dan is dat om die honoraria onder een andere vergoedingsvorm terug te krijgen, of om de inkomsten te gebruiken voor een collectief doel. Afstand van (forfaitaire) honoraria ten voordele van andere ziekenhuisartsen lijkt op het eerste zicht in geen van deze vijf wettelijke vergoedingsstelsels te kunnen passen. Benieuwd wat de minister hierop gaat antwoorden in het parlement…"
Lees ook: Cardiologen voorwaardelijk akkoord met laagvariabele zorg
Lees ook: opinies/nbsp-staten-generaal-1-jaar-later-visie-van-de-jonge-anesthesisten-bat