De oprichting van referentiecentra voor hoofd- en halskankers, die minister Vandenbroucke in 2023 had aangekondigd, zal in 2025 nog steeds niet rond zijn. Sommige ziekenhuizen vrezen nu al dat ze uit de boot zullen vallen, zoals gebeurde met de slokdarm-pancreas centra in 2024, toen de publicatie van de definitieve lijst controverse veroorzaakte.
De Brusselse ziekenhuizen Sint-Pieter en Kliniek Sint-Jan vrezen een centralisatie die hen zou uitsluiten, ondanks hun expertise.
Tijdens een symposium gewijd aan deze kankers, herhaalden de twee instellingen de soliditeit van hun akkoord en benadrukten ze het belang van het behoud van kwaliteitsvolle zorg in het hele Brusselse bekken. “Dat betekent dat patiënten zich niet meer door de hele stad hoeven te verplaatsen, want le New Bordet is verhuisd naar de Erasmuscampus. We zijn volledig uptodate met het project van de regering,” legt professor Didier Dequanter uit. Hij is klinisch docent algemene chirurgie aan de ULB, wetenschappelijk adviseur aan de Universiteit van Bergen, diensthoofd chirurgie en klinisch hoofd van de dienst cervico-maxillofaciale chirurgie van het Sint-Pietersziekenhuis.
Maar achter deze openlijke steun tekent zich een latente onenigheid af. Sommige grote academische instellingen pleiten achter de schermen voor een model rond sites met een radiotherapiedienst. De Brusselse ziekenhuizen betwisten deze aanpak met cijfers en wetenschappelijke publicaties. "Hoewel de locatie van de referentiecentra nog niet bekend is, hebben we gehoord dat sommige universitaire ziekenhuizen de patiëntenzorg voor deze ziekten willen centraliseren op plaatsen waar radiotherapie beschikbaar is. We willen nogmaals benadrukken dat ons werk en onze expertise in overeenstemming zijn met de literatuur”, onderstreept Prof. Dequanter.
Expertise opgeëist, uitsluiting gevreesd
In België komt hoofd-halskanker zowat het vaakst voor bij mannen, met een piekincidentie op 65-jarige leeftijd. Ons land heeft het op één na hoogste aantal mannelijke diagnoses in Europa en het op drie na hoogste aantal vrouwelijke diagnoses. Met het oog op deze cijfers leggen de twee ziekenhuizen de nadruk op een rigoureuze multidisciplinaire aanpak.
Technologische apparatuur en de mogelijkheid om verschillende medische expertises te coördineren worden ook benadrukt. “Deze vormen van kanker vereisen verschillende soorten medische expertise. Bovendien laten we deze patiënten profiteren van alle geavanceerde technologieën die in de verschillende ziekenhuisinstellingen ontwikkeld kunnen worden."
"Tot slot is onze nabijheid tot de Brusselse regio ideaal voor patiënten. In dit stadium werken we actief samen met onze ziekenhuiskoepel Gibbis om onze stem te laten horen op federaal niveau, waar de uiteindelijke beslissing over de toekenning van overeenkomsten wordt genomen. We willen nogmaals wijzen op onze sterke punten op het gebied van kwaliteit, zorg tijdens de behandeling en snelle interventie in geval van complicaties die verband houden met de toxiciteit van behandelingen."
Deze kwaliteitscriteria werden gedefinieerd in hun laatste rapport, dat werd opgenomen en gepubliceerd in het Belgische kankerregister, het KCE-rapport.
Criteria vervuld, maar geografisch obstakel
Een belangrijk argument in de komende selectieprocedure is het aantal behandelde patiënten. Ook op dit punt beweren de twee ziekenhuizen volledig aan de criteria te voldoen. “Momenteel bereiken de centra in meer dan 50% van de gevallen geen kritische drempel en behandelen ze gemiddeld vijf patiënten per jaar. We voldoen ook perfect aan de criteria wat betreft 30-dagen postoperatieve mortaliteit in verhouding tot het aantal behandelde gevallen."
"We hebben niet gewacht op de definitieve conclusies van de federale werkgroepen, die ons werden doorgegeven door Gibbis. We zijn vooruitgelopen en hebben ons georganiseerd om de behandeling van onze patiënten te optimaliseren en vooral om aan deze multidisciplinaire eis te voldoen."
"Tot slot zal onze samenwerking ons in staat stellen om te innoveren, klinische dossiers te ontwikkelen, resultaten te debriefen en ze op te nemen in klinische studies, zonder de mogelijkheid te vergeten om nieuwe therapieën te introduceren om de 5-jaars overleving te verbeteren, vooral in gevorderde stadia”, vult professor Didier Dequanter aan.
Eén zwak punt
Er blijft één zwak punt, dat de twee ziekenhuizen zelf erkennen: het feit dat ze niet al hun medische expertise op dezelfde locatie hebben. Deze zwakte kan in hun nadeel werken als de gekozen organisatorische logica de voorkeur geeft aan absolute centralisatie van disciplines. Een keuze die, indien bevestigd, onvermijdelijk de spanningen over de verdeling van de gespecialiseerde zorg in België opnieuw zou doen oplaaien.
> Hoofd- en halstumoren: "Geen 'intellectueel populisme'" (Thomas Gevaert)