Dokter Roel Van Giel pleit voor een evaluatie van onze euthanasiewet zonder die ten gronde in vraag te stellen. Dat gebeurde in Nederland al drie keer. Bij ons bestaat daarvoor blijkbaar politieke koudwatervrees. Met ontluisterende gevolgen voor deze euthanasiecasus in het eerste euthanasieproces in België.
Dezer dagen zoomen alle media in op het proces over de euthanasie van Tine Nys. Die focus wekt op zijn beurt een tsunami van meningen op, waardoor deze ene zaak tot ongekende dimensies wordt getild. Dat heeft nadelen. Zo wordt niet alleen de casus Tine Nys beoordeeld, maar staat de hele kwestie ‘euthanasie bij psychisch lijden’ ter discussie en bij uitbreiding zelfs euthanasie in het algemeen. Dat valt te betreuren, maar het ís niet anders.
Nog een niet te vermijden nadeel van zo’n assisenproces is dat allerlei details uit de privésfeer van de familie op de straatstenen belanden. Dat is misschien nog erger.
Als huisartsenvereniging vinden we het natuurlijk zeer spijtig dat artsen, collega’s die zijn opgeleid om mensen te helpen, voor assisen moeten komen. Toch spreken we ons niet uit over deze particuliere zaak. Of er in dit geval fouten zijn gemaakt, dat is een afweging die de voorzitter van het hof en de jury toekomt, die alle elementen van het dossier kennen.
Domus Medica stapt evenmin mee in de complottheorieën over de redenen waarom deze case in een assisenzaal is terechtgekomen. Als wetenschappelijke vereniging hebben wij de gewoonte ons op bewijzen te richten.
Waarom we dan toch met een standpunt komen? Omdat we een beetje onpasselijk worden van wat er nu gebeurt. Ik verklaar me nader.
Op zich is er niks mis met meningen. De huidige pletwals van meningen is misschien wel het maatschappelijke debat waarop we met z’n allen aandringen als het over euthanasie, abortus of andere bio-ethische kwesties gaat. Maatschappelijke debatten worden zelden of nooit gekenmerkt door twijfel, schroom of nuance. Per definitie bestrijken ze een verontrustend breed spectrum aan meningen, van doordachte expert-opinions en rake analyses, over warrige verzuchtingen, extreme standpunten, ongefundeerde beweringen en schromelijke overdrijvingen, tot en met klinkklare leugens en nonsens.
De gemoederen worden des te meer beroerd en onze intellectuele vermogens des te steviger uitgedaagd als de aanleiding een rechtszaak is die het wezen van ons menszijn raakt, die over leven en dood gaat. Fraai oogt dat allemaal niet, maar het is belangrijk dat beleidsmakers weten wat er in de hoofden van burgers leeft. Dat veel mensen ook vanuit hun hart spreken of vanuit hun onderbuik reageren, dat moeten we er maar bij pakken, vrees ik.
Toch levert de optelsom van alle meningen over de zaak Nys tot nog toe niet noodzakelijk een representatief beeld op; zoals het ook niet noodzakelijk de hardste roepers of de meest gevatte one-liners zijn die de waarheid in pacht hebben. Dat is nog zo’n kenmerk van het maatschappelijke debat: dat er veel geroepen wordt en nog amper geluisterd naar de argumenten van andersdenkenden.
Het is dus aan onze politici, aan medisch onderlegde juristen en filosofen en aan alle mensen die beroepsmatig met euthanasie te maken krijgen om straks – na de waan van de dag, als na het proces en ongeacht de afloop daarvan het stof zal zijn gaan liggen – na te gaan of we als maatschappij ook iets kunnen leren uit wat deze trieste vertoning heeft losgemaakt.
Alvast één les hadden we beter veel eerder kunnen trekken. Ons land had nooit zo lang mogen wachten om zijn euthanasiewet te evalueren. Nederland, net als België een pionier in gelegaliseerde euthanasie, is al aan de derde evaluatie van zijn wet toe. Bij ons schijnt dat maar niet te lukken, omdat de zaak politiek te gevoelig ligt.
Voorstanders van legale euthanasie vrezen dat evaluatie het pad naar afschaffen of terugschroeven effent. Tegenstanders zijn dan weer bang dat de wet dan juist zou worden uitgebreid. Het resultaat van al die stratego en koudwatervrees beleven we nu, elke dag, in elke krant en op elk scherm.
Dat had niet gehoeven en eigenlijk is dat onvergeeflijk. In plaats van in te zoomen op drie artsen en twee zussen, hadden we met z’n allen beter nagedacht over het niet evalueren van onze euthanasiewet.
Domus Medica schrijft zich onverkort in de rechtsstaat in en dus ook in de euthanasiewet. Wij, artsen en alle mensen die op deze manier een alternatief hebben voor zinloos en onterend lijden, mogen blij zijn dat ons land zo’n wet heeft. Toch staat die niet in marmer gebeiteld. Elke fatsoenlijke samenleving waarin ideeën evolueren en mensen de lat van hun welzijn almaar hoger leggen, is het aan zichzelf verplicht om te blijven nadenken over manieren waarop we die maatschappij – en dus ook haar regels – kunnen verbeteren. Dat geldt ook voor de euthanasiewet, niet meer of niet minder.
Volgens sommigen hangt die met haken en ogen aaneen. Maar je hoeft het daar niet mee eens te zijn, om te beseffen dat regelgeving – zeker over zo’n gevoelige materie – sowieso voor verbetering vatbaar is. Kunnen we daar straks, na het even onverkwikkelijke als begrijpelijke publieke debat, alstublieft in alle sereniteit over nadenken? Zonder de wet zelf fundamenteel ter discussie te stellen?
Degelijke en regelmatige evaluatie is in veel domeinen van levensbelang, maar als het over euthanasie gaat, valt dat zelfs letterlijk te nemen. Om te beginnen moet je nagaan of alle mensen die als zorgverlener, patiënt of naaste met euthanasie te maken (kunnen) krijgen, voldoende geïnformeerd zijn en correct begeleid worden.
In mijn dagelijkse praktijk merk ik dat niet alleen burgers maar ook veel artsen slecht op de hoogte zijn van wat de huidige euthanasiewet inhoudt. Als de modaliteiten van een wet slecht bekend zijn, dan stijgt natuurlijk het risico dat er fouten in de uitvoering sluipen. Een rechtsstaat mag dat niet aanvaarden, laat staan in de hand werken door evaluatie voor zich uit te schuiven om politieke of strategische redenen.
Zo’n evaluatie impliceert voorts dat je de contouren van de wet inspecteert, nagaat waar eventuele onvolkomenheden of grijze zones zitten, en problemen benoemt waarmee mensen in de praktijk worden geconfronteerd. Hoe gaan we om met euthanasie bij dementie? Hoe beschermen we patiënten tegen externe druk van buitenaf om al dan niet tot euthanasie over te gaan? Hoe verzekeren we de kwaliteit van de diensten die mensen krijgen als hun vraag legitiem is? Hoe begeleiden we familie en vrienden, zowel als ze het eens zijn met de vraag van de patiënt als wanneer ze zich ertegen verzetten? Hoe zorgen we voor onze artsen? Wat kunnen we nog doen om hen te ondersteunen? En volstaat een euthanasiecommissie die alleen maar achteraf kijkt of alles in orde was? Zou het niet beter zijn dat de verschillende artsen die een advies moeten geven, ook daadwerkelijk samen vergaderen en het verslag daarvan samen opstellen om alle mogelijke misverstanden te voorkomen? Hoe gaan we om met de rouw van de nabestaanden? En blijven onze investeringen in palliatieve zorg intussen toereikend en up-to-date?
Deze vragen en voorbeelden illustreren duidelijk dat je een wet ook kunt evalueren zonder ze per definitie uit te breiden of terug te schroeven. Maar dat hebben we als samenleving en beleidsmakers dus vertikt. En zo komt het dat artsen en familie op een gegeven moment lijnrecht tegenover elkaar komen te staan in een schaamteloos assisenproces.
Dat maakt mij als huisarts triest. Ik schaar me achter de wakkere geesten die al hebben opgemerkt dat er in dit proces, wat de uitspraak ook weze, vooral verliezers zijn: de artsen, de familie, de patiënt, de maatschappij… iedereen komt hier slechter uit. Alleen de advocaten die straks zullen “winnen” en de sociale media vieren hoogtij. Dat wringt vreselijk.
Als huisartsen, die patiënten en hun omgeving in deze existentiële vragen begeleiden, zoeken wij liever de sereniteit op, om in een rustige sfeer het onuitspreekbare uit te spreken. Het omgekeerde van een assisenproces. En als we genoeg van dat soort stiltes hebben meegemaakt, dan steken we als collega’s de koppen bij elkaar, om ervaringen uit te wisselen, lessen te trekken, het goede te bestendigen of nog te verbeteren, en fouten maximaal recht te trekken of finaal te voorkomen. Dat is exact wat ook de regelgevers en –bewakers zouden moeten doen.
Als dit proces één positief effect heeft, laat het dan dat zijn: dat het een brutale wake-upcall mag wezen om per direct werk te maken van evaluatie. En niet één keer, maar op gezette tijden. Het zou vreselijk zijn mochten collega’s naar aanleiding van een proces of bij gebrek aan heldere regels schrik krijgen om nog in te gaan op euthanasieverzoeken.
Uiteindelijk gaat het maar om één ding: elke burger de kwalitatieve zorg te kunnen geven waar zij of hij van wieg tot graf recht op heeft. Als we die taak opnemen, dan heeft het proces toch nog enig nut gehad. Tine Nys, haar familie, onze collega’s en de hele maatschappij verdienen dat.