Wanneer is een te raadplegen arts bij euthanasie echt onafhankelijk? Blijkbaar zag de Federale Controle-en Evaluatiecommissie Euthanasie zich genoodzaakt om dat begrip te verduidelijken wat de behandelende huisarts betreft, maar daar heeft psychiater en auteur Ivo Uyttendaele zo zijn bedenkingen bij.
"De coronatijd heeft geleerd dat toevoegingen aan richtlijnen dikwijls niet tot verduidelijking bijdragen maar eerder verwarring en chaos in de hand werken. Ook de Federale Controle-en Evaluatiecommissie Euthanasie stoot zich aan die steen. In haar verslag over de jaren 2018-2019 vindt men bijna twee bladzijden over de onafhankelijkheid van de te raadplegen artsen als toelichting bij twee regeltjes uit de oude informatiebrochure maar het voortschrijdend inzicht is troebel."
"Twee dagen na het verslag meent (een gedeelte van) de pers een verband te zien met het euthanasieproces. We noteren we enkele amusante citaten van Wim Distelmans, die als voorzitter van de commissie onder meer onder ede verklaarde: ”Huisartsen zijn perfect bevoegd als tweede adviserende arts” alsof hij niet wist dat de tweede adviserende arts volgens de wet een specialist of een psychiater moet zijn. Opvallend is dat de commissie met geen woord rept over het euthanasieproces en zelfs beweert haar advies uit te brengen “Onder meer naar aanleiding van vragen van verschillende artsen”. Onder ‘onder meer’ kan veel schuilgaan."
"De wet zegt dat elke arts die euthanasie overweegt, al naar gelang de levensverwachting van de verzoeker één of twee artsen dient te raadplegen die onafhankelijk moet(en) zijn ten opzichte van hem, de patiënt en elkaar indien zij met twee zijn."
"De oude informatiebrochure voor artsen zegt dat de geraadpleegde arts geen “band van familiale of van hiërarchische ondergeschikte aard mag hebben en dat de patiënt niet geregeld in behandeling mag zijn bij de geraadpleegde arts”. Deze tekst is summier en Distelmans verklaarde op het proces dat de huisarts “deontologisch correct” handelde en volgens hem advies kon geven “omdat hij niet de behandelende arts was wat de euthanasieproblematiek betreft”. Ook zei hij : ”Het probleem is dat we zelf in de commissie discussie hebben over wat we verstaan onder onafhankelijkheid. De wet heeft dat niet gedefinieerd”."
"De discussie binnen de commissie lijkt nu opgelost en heeft tot een standpunt geleid dat in de lijn ligt van wat Distelmans op het proces als zijn visie bracht. De nieuwe versie zegt dat een arts niet onafhankelijk is en niet kan optreden als te raadplegen arts in de euthanasieprocedure als hij/zij ”in voortdurende therapeutische relatie staat met de patiënt in verband met de pathologie die aanleiding gaf tot het verzoek om euthanasie”. De oude formule “geregeld onder behandeling zijn” (voor om het even wat) wordt nu beperkt tot het continu onder behandeling zijn voor de aandoening die aan de basis ligt van de vraag om euthanasie."
"Een huisarts kan volgens dit nieuwe criterium door een ziekenhuisarts als wettelijke consulent ingeschakeld worden als zijn om euthanasie verzoekende patiënt gehospitaliseerd is op een afdeling oncologie waardoor de huisarts niet meer in voortdurende therapeutische relatie met zijn patiënt kan staan."
"Deze nieuwe omschrijving komt volgens de commissie tegemoet aan de mening van veel huisartsen die menen dat zij als eersten moeten gevraagd worden als de wettelijk te raadplegen artsen daar zij best geplaatst zijn om het lijden van een patiënt, die zij al jaren volgen, te beoordelen. De Commissie meent dat ”met de opmerkingen uit de praktijk moet rekening gehouden worden”."
"Een belangrijk argument van de commissie is dat op het registratie-document onder de rubriek kwalificatie van de geraadpleegde arts “médecin traitant” of “behandelende arts” ingevuld wordt. Op grond van de tot 20 oktober 2020 in voege zijnde richtlijn kan een behandelende arts niet ingeschakeld worden als de onafhankelijke, verplicht geraadpleegde arts. Om dit op te lossen stelt de commissie voor dat de arts die de registratie invult en als hoedanigheid van de geraadpleegde arts “behandelende arts” vermeldt, “preciseert dat de adviserende arts niet in voortdurende therapeutische relatie met de patiënt stond in verband met de pathologie die aanleiding gaf tot het verzoek om euthanasie… Dan zal de commissie geen reden hebben om hieraan te twijfelen en aanvaarden dat aan de voorwaarde van onafhankelijkheid is voldaan.”"
"Niemand gelooft dat een huisarts of om het even welke arts bij wie een patiënt geregeld onder behandeling is, over die patiënt een volledig onafhankelijk oordeel op papier kan zetten. Het gaat immers niet om het inhoudelijke van het professioneel handelen noch om wat op tafel komt maar om de relatie an sich met elementen van verbondenheid, loyaliteit, betrokkenheid, sympathie maar ook bedachtzaamheid en eigenbelang: allemaal factoren die in meerdere of mindere mate meespelen in de arts-relatie met daaruit voortvloeiende gradaties van afhankelijkheid, waar de gemiddelde arts zich nauwelijks rekenschap van geeft."
"Maar de commissie denkt daar anders over en onderschrijft de stelling die Distelmans op het proces bracht. Straks mag hij opnieuw getuigen voor een burgerlijke rechtbank, die bij medische expertises omwille van de objectiviteit nooit artsen aanstelt die met de te onderzoeken personen ooit professioneel contact hadden. Deze maal zal Distelmans niet meer zijn eigen visie moeten brengen maar kan hij het standpunt van de Federale Controle- en Evaluatiecommissie Euthanasie met verve toelichten. Het is hem gegeven in deze coronatijd een eerder chaotisch verhaal als voortschrijdend inzicht te brengen."
Ivo Uyttendaele, auteur van De Wetstrijd (Garant 2019)
> Lees ook: Euthanasiecommissie verduidelijkt begrip 'onafhankelijkheid'