Afzonderingsplicht en contactopsporing Covid-19: Hof verwerpt meeste kritieken

De Vlaamse en Brusselse wetgeving tot invoering van de afzonderingsplicht en de contactopsporing in het kader van COVID-19 is grondwettig, behalve op twee punten, oordeelt het Grondwetttelijk Hof. 

Tegen twee Vlaamse decreten van 10 juli 2020 en 18 december 2020 en een ordonnantie van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van 17 juli 2020 tot invoering van de afzonderingsplicht en de contactopsporing in de context van Covid-19 werden verschillende beroepen tot vernietiging ingediend.

Die normen voorzien in een verplichting tot afzondering en zelfafzondering, een controle op de naleving ervan en strafsancties voor de overtreders. Verder maken zij het mogelijk met de gemeenten persoonsgegevens uit te wisselen over de identiteit van wie in afzondering moet, waar hij dat doet en hoe lang.  Het Hof verwerpt de meeste kritieken.

Het Hof vernietigt evenwel

1) de bepalingen van het decreet van 18 december 2020 die betrekking hebben op de gegevensverwerking, met handhaving van de gevolgen tot de inwerkingtreding van een regeling die voldoet aan de privacyregelgeving en uiterlijk tot en met 31 december 2023, en

2) de bepaling van hetzelfde decreet en de bewoordingen in de ordonnantie van 17 juli 2020 die verwijzen naar het begrip « hoogrisicogebied » respectievelijk « rode zone ».  

1. Context van de zaak

Het decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 10 juli 2020, het decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 18 december 2020 en de ordonnantie van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van 17 juli 2020 voorzien in verschillende maatregelen. Zo worden maatregelen voor een verplichte afzondering en zelfafzondering, medisch onderzoek en medische testing ingevoerd, waarvan de naleving wordt gecontroleerd en de niet-naleving strafbaar wordt gesteld. Andere maatregelen hebben betrekking op de gegevensverwerking van bepaalde categorieën van personen voor de handhaving en de contactopsporing.  

Tegen deze drie normen werden verschillende beroepen tot vernietiging ingediend. Sommige van die particulieren hebben ook de schorsing van het decreet van 18 december 2020 gevraagd. Het Hof verwierp die vorderingen tot schorsing omdat de verzoekende partijen niet aantoonden dat de onmiddellijke toepassing van de bestreden bepalingen hun een moeilijk te herstellen ernstig nadeel konden berokkenen.

2. Onderzoek door het Hof

Verschillende verzoekende partijen voeren aan dat bestreden maatregelen inzake afzondering, medisch onderzoek en testing en de strafbaarstelling en bestraffing van de niet-naleving ervan niet tot de bevoegdheid van de gemeenschappen, maar tot die van de federale overheid behoren. Volgens het Hof is dat evenwel wel het geval.

Verschillende verzoekende partijen voeren aan dat het decreet van 18 december 2020 vóór haar aanneming had moeten worden onderworpen aan het advies van de federale Gegevensbeschermingsautoriteit, conform de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). Het Hof verklaart dit middel gegrond.  

Volgens verschillende verzoekende partijen schenden de bestreden maatregelen artikel 187 van de Grondwet, doordat zij de Grondwet geheel of gedeeltelijk zouden schorsen. Artikel 187 van de Grondwet bepaalt dat de Grondwet noch geheel, noch gedeeltelijk kan worden geschorst. Die bepaling verbiedt echter niet dat maatregelen grondrechten 'beperken', voor zover de bevoegde rechter die beperking aan die grondrechten kan toetsen. Hoewel de bestreden maatregelen erop gericht zijn een feitelijke noodsituatie te bestrijden en de gevolgen ervan te beperken, komen zij volgens het Hof geenszins neer op het uitroepen van een noodtoestand, waarbij de Grondwet of een van haar bepalingen tijdelijk zouden worden geschorst. Het Hof verwerpt bijgevolg dit middel.

Verschillende verzoekende partijen voeren aan dat, voor de besmette personen en de personen die een verhoogd risico op een besmetting vertonen, de mogelijkheid tot het bevelen van een afzondering door de bevoegde gezondheidsautoriteit en de verplichting tot zelfafzondering neerkomen op een 'vrijheidsberoving' in de zin van artikel 5 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, waarvoor geen afdoende waarborgen bestaan (zoals een gepaste rechterlijke controle). Het Hof komt tot de conclusie dat die maatregelen, ondanks hun ingrijpende karakter en de mogelijke strafsancties, als een beperking op de bewegingsvrijheid en niet als een vrijheidsberoving moeten worden beschouwd.  Het Hof verwerpt bijgevolg het middel.

Verschillende verzoekende partijen voeren aan dat de bestraffing van de niet-naleving van de verplichting tot afzondering en zelfafzondering het wettigheidsbeginsel in strafzaken schendt. De begrippen 'verhoogd risico', ' hoogrisicogebied' en 'rode zone' zijn vaag en laten hen niet toe om in te schatten in welke omstandigheden hun handelen strafbaar is.  Het Hof is van oordeel dat het begrip 'verhoogd risico' voldoende duidelijk is. Voor de invulling van de begrippen « hoogrisicogebied » en « rode zone » verwijzen het decreet van 18 december 2020 en de ordonnantie van 17 juli 2020 naar de plaatsen die door de FOD Buitenlandse Zaken werden aangeduid.

Volgens het Hof is een dergelijke werkwijze enkel toelaatbaar als die plaatsen worden opgenomen in een officiële tekst, die wordt bekendgemaakt op een wijze die elke persoon de mogelijkheid biedt om te allen tijde daarvan kennis te nemen. Aan die voorwaarde is evenwel niet voldaan, nu noch het decreet noch de ordonnantie de link bevatten van de website www.info-coronavirus.be waarop de lijsten met hoogrisicogebieden en rode zones zijn bekendgemaakt. Voor die begrippen stelt het Hof dan ook een schending van het wettigheidsbeginsel vast.

Verschillende verzoekende partijen voeren aan dat de Vlaamse decreetgever het recht op eerbiediging van het privéleven schendt doordat hij toelaat dat medische persoonsgegevens worden uitgewisseld met een ruime kring van actoren, namelijk het centrale contactcentrum, de veldonderzoekers en hun supervisors, de lokale contactcentra en de Covid-19-teams. Het Hof stelt vast dat deze actoren onderworpen zijn aan een wettelijke geheimhoudingsplicht waarvan de schending strafrechtelijk wordt bestraft. Onder dat voorbehoud verwerpt het Hof het middel. 

Besluit van Het Hof

1) vernietigt de artikelen 2 en 7 tot 15 van het decreet van 18 december 2020 die betrekking hebben op de gegevensverwerking, maar om de rechtsonzekerheid te vermijden die uit die vernietiging zou voortvloeien, handhaaft het de gevolgen van die bepalingen tot de inwerkingtreding van een regeling die werd aangenomen nadat voldaan is aan de vereisten van de AVG en uiterlijk tot en met 31 december 2023;

2) vernietigt de bepaling van hetzelfde decreet voor het begrip 'hoogrisicogebied' en de woorden ' ieder persoon die aankomt op het grondgebied van het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad, afkomstig uit een stad, gemeente, district, regio of land die door de federale overheidsdienst Buitenlandse Zaken als rode zone is bestempeld in het kader van die pandemie' in de ordonnantie van 17 juli 2020 en

3) onder voorbehoud (interpretatie geheimhoudingsplicht), verwerpt de beroepen voor het overige

U wil op dit artikel reageren ?

Toegang tot alle functionaliteiten is gereserveerd voor professionele zorgverleners.

Indien u een professionele zorgverlener bent, dient u zich aan te melden of u gratis te registreren om volledige toegang te krijgen tot deze inhoud.
Bent u journalist of wenst u ons te informeren, schrijf ons dan op redactie@rmnet.be.