De federale ambtenaren meldden zich vorig jaar minder vaak ziek dan het jaar daarvoor, maar ze zijn dan wel gemiddeld meer dan tien dagen afwezig. Dat blijkt uit het jaarverslag van Medex, de dienst die statistieken bijhoudt over het ziekteverzuim van overheidspersoneel. "We namen al maatregelen om de balans tussen werk en privé beter te krijgen, maar er is ook een cultuuromslag nodig op de werkvloer", zegt minister van Ambtenarenzaken Petra De Sutter (Groen).
Ongeveer 4 op de 10 federale ambtenaren meldde zich in 2021 geen enkele keer ziek, tegenover 32,8 procent in 2019. Volgens minister De Sutter is de oorzaak daarvan moeilijk vast te pinnen. Wel is er de afgelopen jaren ingezet op deconnectie, telewerk en sensibilisering rond mentaal welzijn op het werk, stipt ze aan .
Daar lijkt echter nog werk aan de winkel, blijkt ook uit de cijfers van Medex. Want hoewel minder ambtenaren ziek worden, blijft wie wél ziek wordt nu wel een pak langer thuis: in 2017 was dat nog gemiddeld 7,4 dagen, vorig jaar waren dat er al meer dan 10. Ook het aantal afwezigheden van langer dan één maand neemt toe.
Dat wijst mogelijk op stressgerelateerde ziekteafwezigheid, zegt De Sutter. Dat was in 2021 samen met de 'locomotorische aandoeningen' zoals rugpijn de grootste oorzaak voor afwezigheid van ambtenaren, goed voor meer dan de helft van de totale afwezigheidsduur. Stress "pak je niet alleen aan met een deconnectierecht of telewerk. Er moet een cultuuromslag ingezet worden", zegt ze. Concreet wil de Groen-vicepremier onder meer leidinggevenden aansporen om meer oog te hebben voor het mentaal welzijn van de medewerkers.
Tegelijkertijd speelt ook de vergrijzing een rol, zegt De Sutter nog. De afwezigheidsduur en de ernst van de gezondheidsproblemen nemen toe naarmate ambtenaren ouder worden. Bij de jongste ambtenaren schommelt het afwezigheidspercentage onder de 4 procent, bij de 60-plussers is dat 10 procent. Zij zijn gemiddeld 23 dagen afwezig, de jongere ambtenaren gemiddeld 7 dagen.