Een man die werkte tegenover metrostation Maalbeek, en een achtergrond had als brandweervrijwilliger, is op het assisenproces over de aanslagen van 22 maart 2016 komen getuigen als een compleet gebroken man over de gebeurtenissen van die dag. "De persoon die ik was, is die dag gestorven", zei hij, nadat hij eerst nog verteld had over de eerste zorg die hij sommige slachtoffers had toegediend.
De man werkte destijds voor de Europese Commissie. Hij had die dag twee kinderen meegenomen naar zijn werk, de andere twee had hij naar zijn schoonouders gebracht. Op het moment van de explosie bevond hij zich in zijn kantoor, op de vijfde verdieping van een gebouw tegenover de ingang van metrostation Maalbeek. Toen hij de ontploffing hoorde, ging hij meteen uit zijn raam kijken en zag hij al rook uit het metrostation komen. Hij begreep quasi direct dat het te maken had met de aanslag in Zaventem. De man, die een medisch brevet had, vrijwillige ambulancier was bij het Rode Kruis, en ook hulpverlener bij de brandweer, bracht daarop zijn twee kinderen naar het secretariaat. Hij ging naar beneden en ging er de eerste zorg aan slachtoffers bieden.
De man moest geregeld huilen tijdens zijn getuigenis en vaak waren zijn woorden moeilijk begrijpbaar. "De persoon die ik was, is die dag gestorven", zei hij. Hij legde uit dat hij drie jaar lang opgevolgd werd door een psychiater, maar dat de geneesmiddelen die hij kreeg hem geen goed deden en hij daarom besliste om ermee te stoppen. "Ik ben niet de helft van de man die ik was. Ik doe geen sport meer, ik heb in niets nog interesse. Voor mij heeft het leven geen zin meer. Ik heb vier kinderen", zei de man, die niet langer aan het werk is.
"Ik ontdekte een gevoel dat ik niet kende, angst. Tot dan had ik dat nooit gehad. Ik deed aan extreme sporten", klonk het. De beelden van slachtoffers die hem aankijken, blijven hem achtervolgen, net als het gevoel dat ze zich aan hem vastklampten. "Ik herbeleef die gevoelens 's nachts. Ik ruik de geuren."